construido āļāļ·āļāļāļ°āđāļĢ construido āđāļāļĨāļ§āđāļē gebouwd
gebouwd āļāļ·āļāļāļ°āđāļĢ
- tr. Edificar una obra de ingenierÃa, arquitectura o albaÃąilerÃa: he mandado construir una caseta en el jardÃn.
Tr. Het bouwen van een werk van techniek, architectuur of metselwerk: ik heb een hut in de tuin laten bouwen.
- Realizar algo inmaterial siguiendo un plan y utilizando ordenadamente los elementos de que consta: construir una teorÃa, una farsa.
Om iets immaterieels te bereiken volgens een plan en de elementen waaruit het bestaat op een ordelijke manier te gebruiken: een theorie construeren, een farce.
- gram. Ordenar y disponer las palabras en una frase para expresar con ellas un concepto: construiremos frases con el verbo "amar".♦ Irreg. Se conj. como huir .
gram. Het ordenen en rangschikken van de woorden in een zin om er een concept mee uit te drukken: we zullen zinnen construeren met het werkwoord