clave-sleutel: significado, definições e traduções

Dicionário de Espanhol%dictionary_xs%Holandês

O que é clave? clave é sleutel

O que é sleutel?

  • f. Conjunto de los signos convenidos para escribir en cifra: libro de claves.

    f set overeengekomen tekenen om te schrijven naar de figuur: boek van sleutels.

  • Explicación de estos signos.

    Uitleg van deze symptomen.

  • Noticia o idea por la cual se hace comprensible algo: esta es la clave del misterio.

    Nieuws of idee waaraan wordt begrijpelijk iets: dit is de sleutel tot het mysterie.

  • Contraseña, combinación de signos que sirven para abrir o hacer funcionar ciertos aparatos: he olvidado la clave de mi caja fuerte.

    Combinatie van tekens die dienen om te openen of functioneren bepaalde apparaten, wachtwoord: ik vergat mijn kluis vak sleutel.

  • mús. Signo que se pone al comienzo del pentagrama para determinar la entonación y el nombre de las notas que contiene: clave de sol.

    MUS. Teken dat wordt geplaatst aan het begin van het personeel om te bepalen van de intonatie en de naam van de notities met: clef.

  • arquit. Piedra central y superior de un arco o bóveda.

    Hote. Midden- en Opper steen van een boog of een kluis.

  • Básico, fundamental, decisivo.♦ No varía en pl. y se suele usar en aposición a otro sustantivo: asunto, día clave.

    Basic, fundamentele, beslissende. ♦ niet variëren in pl. en wordt vaak gebruikt in apposition naar een ander zelfstandig naamwoord: onderwerp, belangrijke dag.

  • m. clavicémbalo: concierto para clave.

    m. klavecimbel: concert voor klavecimbel.

  • en clave de loc. prepos. Con el carácter o el tono de: en clave de humor.

    in loc de sleutel. prepos. Met het teken of de Toon: humoristisch.

  • tr. Introducir en un sitio un clavo u otra cosa aguda a fuerza de presión o de golpes. También prnl.: se clavó un pincho en el pie.

    tr. Voer op een website een nagel of de sharp anders doordat ze druk of schok. Ook prnl.: ze genageld een spies in de voet.

  • Asegurar con clavos una cosa en otra: clavaremos la estantería a la pared.

    Veilig met nagels een ding naar het andere: spear van de plank aan de muur.

  • Poner, fijar: clavó los ojos en mi espalda.

    Gelieve te, bevestigen: genageld de ogen in mijn rug.

  • col. Abusar cobrando a uno más de lo que corresponde: nos han clavado en el restaurante.

    Kolonel misbruik wint één meer dan het is: wij hebben genageld aan het restaurant.

  • col. bordar, hacer una cosa a la perfección: clavó el salto.

    Kolonel borduurwerk, doen een ding tot in de perfectie: genageld de sprong.

Buscar palavras

Atualize sua experiência