f. Aparato para medir pesos, generalmente grandes, que se colocan sobre un tablero.
f. Apparaat voor het meten van gewichten, meestal groot, die op een bord worden geplaatst.
intr. Moverse de un lado a otro un cuerpo que está unido a un eje vertical: el cuerpo del ahorcado basculaba en el aire.
Intr. Van de ene kant naar de andere kant een lichaam dat aan een verticale as is bevestigd: het lichaam van de gehangene in de lucht gekanteld.
En algunos vehículos de transporte, inclinarse la caja para que la carga resbale por su propio peso: la caja del camión basculó y depositó toda la grava en el suelo.
In sommige transportvoertuigen kantel je de kist zo dat de lading door zijn eigen gewicht wegglijdt: de vrachtwagenbak kantelde en deponeerde al het grind op de grond.
Variar alternativamente un estado de ánimo: su estado de ánimo bascula entre la euforia y la tristeza.
Afwisselend varieert een stemming: je stemming schommelt tussen euforie en verdriet.
dep. Desplazarse un jugador lateralmente, de forma alternativa y continuada: ese jugador de baloncesto bascula muy bien.
Dep. Een speler zijdelings bewegen, afwisselend en continu: die basketballer swingt heel goed.