ataques-aanvallen: meaning, definitions and translations

Spanish dictionarySpanishDutch

What is ataques?ataques is aanvallen

What is aanvallen?

  • tr. Acometer, embestir: el enemigo nos atacó por sorpresa.
    Tr. Aanvallen, aanvallen: de vijand viel ons bij verrassing aan.
  • Criticar u oponerse con fuerza a algo o a alguien: la crítica atacó su última novela.
    Sterk bekritiseren of zich verzetten tegen iets of iemand: de critici vielen zijn laatste roman aan.
  • Acometer, empezarle a alguien repentinamente determinado estado físico o moral: le atacó la gripe .
    Om te haasten, om plotseling een bepaalde fysieke of morele toestand van iemand te starten: de griep viel hem aan.
  • Perjudicar o causar un daño: esa medicación le ataca al estómago.
    Schade toebrengen of schade veroorzaken: Die medicatie tast uw maag aan.
  • quím. Actuar una sustancia sobre otra: la humedad ataca los metales.
    Chem. De ene stof werkt in op de andere: vocht tast metalen aan.
  • mús. Dar la primera acometida a una ejecución musical determinada o a una nota: atacar un movimiento musical.
    Mús. Om de eerste stoot te geven aan een bepaalde muzikale uitvoering of noot: om een muzikale beweging aan te vallen.
  • mús. Producir un sonido por medio de un golpe seco y fuerte para que se destaque: atacar un do sostenido.
    Mús. Het produceren van een geluid door middel van een scherpe, luide slag om het te laten opvallen: het aanvallen van een Cis.
  • En algunos deportes, tomar la iniciativa en el juego: el ciclista atacó en la montaña.
    Bij sommige sporten neem je het initiatief in het spel: de fietser valt aan op de berg.
  • atacar los nervios loc. col. Poner o ponerse nervioso: su falta de consideración me ataca los nervios.♦ Se conj. como sacar .
    Aanval op de zenuwen loc. kol. Om op of af te stappen: je gebrek aan consideratie werkt me op de zenuwen. ♦ hoe af te nemen .
  • m. Acción de atacar o acometer: las tropas se prepararon para el ataque.
    m. Actie van aanvallen of aanvallen: de troepen die zich op de aanval hebben voorbereid.
  • Acometimiento repentino de algún mal o enfermedad: ataque de asma, de tos.
    Plotseling begin van een ziekte of aandoening: astma-aanval, hoesten.
  • Crítica, ofensa: sus palabras suponen un ataque a la libertad de pensamiento.
    --
  • dep. Juego ofensivo: el nuevo entrenador hace más hincapié en las estrategias de ataque.
    Dep. Aanvallend spel: De nieuwe coach legt meer nadruk op aanvallende strategieën.