tr. Poner notas o añadir comentarios a un escrito: el profesor ha terminado de anotar su edición crítica de "El Quijote".
Tr. Aantekeningen maken of commentaar toevoegen aan een geschrift: de professor is klaar met het annoteren van zijn kritische editie van "Don Quichot".
Apuntar o tomar nota de un dato por escrito: voy a anotar tu número de teléfono en mi agenda .
Schrijf een stukje informatie op of noteer het schriftelijk: ik noteer je telefoonnummer in mijn adresboek.
Hacer anotación o asiento en un registro público: anotó el nombre del recién nacido en el registro civil.
Maak een record of vermelding in een openbaar register: Noteer de naam van de pasgeborene in de burgerlijke stand.
dep. Marcar tantos: nos anotamos un gol en el segundo tiempo.
Dep. Doelpunten maken: we maakten een doelpunt in de tweede helft.
prnl. Obtener un éxito o un fracaso: su equipo se anotó la derrota.
Prnl. Een succes of een mislukking: jouw team heeft de nederlaag gescoord.