andar-Andar: betekenis, definities en vertalingen

Spaans woordenboek%dictionary_xs%Nederlands

What is andar?andar is Andar

What is Andar?

  • intr. Ir de un lugar a otro dando pasos: suele ir al trabajo andando.
    Intr. Van de ene plaats naar de andere stappen zetten: hij gaat meestal te voet aan het werk.
  • Moverse o trasladarse de un lugar a otro lo inanimado: el coche no anda.
    Verplaatsen of verplaatsen van de ene plaats naar de andere de levenloze: de auto loopt niet.
  • Funcionar un mecanismo: este reloj no anda.
    Een mechanisme werkt: deze klok loopt niet.
  • Transcurrir el tiempo: andaban los años.
    De tijd verstreek: de jaren waren aan de gang.
  • Estar, hallarse en un determinado estado: anda interesado en este momento; ¿cómo andas del resfriado?
    Om te zijn, om in een bepaalde staat te zijn: je bent geïnteresseerd in dit moment; Hoe gaat het met je?
  • Haber, existir: andan muchos gamberros por el local.
    Hebben, bestaan: er lopen veel hooligans rond op het terrein.
  • Tomar parte, ocuparse o entretenerse en algo: anda en un proyecto de investigación. También prnl.: que no se ande con contemplaciones.
    Ergens aan meedoen, zorgen voor of jezelf vermaken in iets: je zit op een onderzoeksproject. Ook prnl.: dat je niet met overpeinzingen loopt.
  • col. Traer entre manos.♦ Se construye con la prep. con: es peligroso andar con fuego.
    kool. Breng in de hand. Het is gebouwd met de voorbereiding. ♦ Nadeel: Het is gevaarlijk om met vuur te lopen.
  • Hurgar o poner las manos o los dedos en alguna cosa.♦ Se construye con la prep. en: no me gusta que anden en mis papeles. También prnl. y con valor reflex.: no te andes en la herida.
    --
  • Encontrarse en un punto exacto o aproximado.♦ Se construye con las preps. en y por, seguidas de un número que indique años: anda en segundo de carrera; debe andar por los cuarenta.
    --
  • Seguido de la prep. a y nombres en pl. que indiquen una acción violenta, efectuarla contra alguien: andar a palos.
    Gevolgd door voorbereiding. a en namen in pl. die duiden op een gewelddadige actie, om het tegen iemand uit te voeren: om met stokken te lopen.
  • Con gerundio, estar realizándose la acción expresada por este: anda haciendo los deberes.
    Met gerund, om de actie uit te voeren die dit uitdrukt: hij doet zijn huiswerk.
  • andarse por las ramas loc. col. Detenerse en lo que menos importa: ve al grano y no te andes por las ramas.
    loop langs de takken loc. col. Stop bij wat er op zijn minst toe doet: kom ter zake en sla niet om de hete brij heen.
  • todo se andará loc. col. Expr. que se usa para indicar que tarde o temprano llegará el momento en que algo ocurra o se resuelva: olvídate ahora de eso, que todo se andará.♦ Irreg. Véase conj. modelo.
    --
  • m. Modo de andar. Más en pl.: ¡vaya unos andares que tiene!
    m. Gang. Meer in pl.: wat een paar wandelingen heb je!
  • Movimiento, avance: ha cambiado mucho su carácter con el andar de los años.
    Beweging, vooruitgang: het karakter ervan is in de loop der jaren sterk veranderd.