intr. Obrar, comportarse de una determinada manera: actuaste correctamente.
Intr. Handel, gedraag je op een bepaalde manier: je hebt correct gehandeld.
Realizar una persona actos voluntarios o propios de su cargo u oficio: la policía actuó con rapidez.♦ Se puede construir con la prep. de: actúa de fiscal en el caso.
Een persoon verricht vrijwillige handelingen of handelingen van zijn kantoor of kantoor: de politie heeft snel gehandeld. ♦ van: treedt op als officier van justitie in de zaak.
Producir una cosa efecto sobre algo o alguien: el antídoto actuó con rapidez.
Produceer een effect op iets of iemand: het tegengif handelde snel.
Interpretar un papel, especialmente en una obra teatral o cinematográfica: en esa película actúa Maribel Verdú.
Een rol spelen, vooral in een theatraal of cinematografisch toneelstuk: Maribel Verdú acteert in die film.
Trabajar en un espectáculo público: la cantante actuó en la plaza de toros de Las Ventas.
Werken in een publieke show: de zanger trad op in de arena van Las Ventas.
Realizar el ejercicio de una oposición: le toca actuar mañana delante del tribunal.
Voer de uitoefening van een oppositie uit: het is aan u om morgen voor de rechtbank op te treden.
der. Formar autos, proceder judicialmente: el juez del juzgado de instrucción número cinco actúa en el caso.♦ Véase conj. modelo.
Der. Om bevelen te vormen, om gerechtelijk te handelen: de rechter van de rechtbank van instructie nummer vijf handelt in de zaak. ♦ model.