travel-reizen: meaning, definitions and translations

English dictionaryEnglishDutch

What is travel?travel is reizen

What is reizen?

  • To go from one place to another, as on a trip; journey.
    Om van de ene plaats naar de andere te gaan, zoals op reis; reis.
  • To go from place to place as a salesperson or agent.
    Om van plaats naar plaats te gaan als verkoper of agent.
  • To be transmitted, as light or sound; move or pass.
    Door te geven, als licht of geluid; verplaatsen of passeren.
  • To advance or proceed.
    Om vooruit te komen of verder te gaan.
  • To go about in the company of a particular group; associate: travels in wealthy circles.
    Om rond te gaan in het gezelschap van een bepaalde groep; associër: reist in rijke kringen.
  • To move along a course, as in a groove.
    Om langs een koers te bewegen, als in een groef.
  • To admit of being transported without loss of quality; Some wines travel poorly.
    Om toe te geven dat ze zonder kwaliteitsverlies worden vervoerd; Sommige wijnen reizen slecht.
  • Informal To move swiftly.
    Informeel Om snel te bewegen.
  • Basketball To walk or run illegally while holding the ball.
    Basketbal Om illegaal te lopen of te rennen terwijl je de bal vasthoudt.
  • To pass or journey over or through; traverse: travel the roads of Europe.
    Om te passeren of over of door te reizen; traverse: reis over de wegen van Europa.
  • The act or process of traveling; movement or passage from one place to another.
    De handeling of het proces van reizen; beweging of overgang van de ene plaats naar de andere.
  • A series of journeys.
    Een reeks reizen.
  • An account of one's journeys.
    Een verslag van iemands reizen.
  • Activity or traffic along a route or through a given point.
    Activiteit of verkeer langs een route of door een bepaald punt.
  • The activity or business of arranging trips or providing services for travelers.
    De activiteit of het bedrijf van het regelen van reizen of het verlenen van diensten voor reizigers.
  • The motion of a piece of machinery, especially of a reciprocating part; stroke.
    De beweging van een stuk machine, vooral van een heen en weer bewegend deel; aaien.
  • The length of a mechanical stroke.
    De lengte van een mechanische slag.