Employment in duties or work for another, as for a government: has been in the company's service for 15 years.
Werkgelegenheid in taken of werk voor een ander, wat een regering betreft: in het vennootschappelijk service voor 15 jaar geweest.
A government branch or department and its employees: the diplomatic service.
Een regering tak of departement en haar medewerkers: de diplomatieke dienst.
The armed forces of a nation: joined the service right after college.
De strijdkrachten van een natie: trad direct na de universiteit toe tot de dienst.
A branch of the armed forces of a nation.
Een tak van de strijdkrachten van een natie.
The performance of work or duties for a superior or as a servant: found the butler's service to be excellent.
Het uitvoeren van werk of taken voor een meerdere of als bediende: vond de service van de butler uitstekend.
Work done for others as an occupation or business: has done service for us as a consultant.
Werk gedaan voor anderen als beroep of bedrijf: heeft dienst gedaan voor ons als consultant.
An act or a variety of work done for others, especially for pay: offers a superior service to that of his competitors; provides full catering services.
Een handeling of een verscheidenheid aan werk dat voor anderen wordt gedaan, vooral tegen betaling: biedt een superieure service aan die van zijn concurrenten; biedt volledige cateringdiensten.
A department or branch of a hospital staff that provides specified patient care: the anesthesiology service.
Een afdeling of tak van een ziekenhuispersoneel dat specifieke patiëntenzorg biedt: de anesthesiologiedienst.
Installation, maintenance, or repairs provided or guaranteed by a dealer or manufacturer: a dealer with full parts and service.
Installatie, onderhoud of reparaties geleverd of gegarandeerd door een dealer of fabrikant: een dealer met volledige onderdelen en service.
A facility providing the public with the use of something, such as water or transportation.
Een voorziening die het publiek voorziet van het gebruik van iets, zoals water of vervoer.
Assistance; help: was of great service to him during his illness.
--
An act of assistance or benefit; a favor: My friend did me a service in fixing the door.
Een daad van bijstand of voordeel; een gunst: Mijn vriend heeft me een dienst bewezen bij het repareren van de deur.
Active devotion to God, as through good works or prayer.
--
A religious rite.
Een religieus ritueel.
The serving of food or the manner in which it is served.
--
A set of dishes or utensils: a silver tea service.
--
Sports The act, manner, or right of serving in many court games; a serve.
--
Copulation with a female animal. Used of male animals, especially studs.
Copulatie met een vrouwelijk dier. Gebruikt van mannelijke dieren, vooral noppen.
Law The serving of a writ or summons.
--
The material, such as cord, used in binding or wrapping rope.
--
An answering service.
--
To make fit for use; adjust, repair, or maintain: service a car.
Geschikt te maken voor gebruik; Afstellen, repareren of onderhouden: onderhoud van een auto.
To provide services to.
--
To make interest payments on (a debt).
Om rente te betalen op (een schuld).
To copulate with (a female animal). Used of a male animal, especially studs.
Om te copuleren met (een vrouwelijk dier). Gebruikt van een mannelijk dier, vooral hengsten.