personal-persoonlijke: meaning, definitions and translations

English dictionaryEnglishDutch

What is personal?personal is persoonlijke

What is persoonlijke?

  • Of or relating to a particular person; private: "Like their personal lives, women's history is fragmented, interrupted” ( Elizabeth Janeway).
    Van of met betrekking tot een bepaalde persoon; privé: "Net als hun persoonlijke leven is de geschiedenis van vrouwen gefragmenteerd, onderbroken" (Elizabeth Janeway).
  • Done, made, or performed in person: a personal appearance.
    Gedaan, gemaakt of uitgevoerd in persoon: een persoonlijke verschijning.
  • Done to or for or directed toward a particular person: a personal favor.
    Gedaan aan of voor of gericht op een bepaalde persoon: een persoonlijke gunst.
  • Concerning a particular person and his or her private business, interests, or activities; intimate: I have something personal to tell you.
    Betreffende een bepaalde persoon en zijn of haar privé-onderneming, belangen of activiteiten; intieme: Ik heb iets persoonlijks om u te vertellen.
  • Aimed pointedly at the most intimate aspects of a person, especially in a critical or hostile manner: an uncalled-for, highly personal remark.
    Nadrukkelijk gericht is op de meest intieme aspecten van een persoon, vooral op een kritieke of vijandige wijze: een overbodige, zeer persoonlijke opmerking.
  • Tending to make remarks, or be unduly questioning, about another's affairs: As the student debate got heated, it got personal.
    Neiging om opmerkingen maken, of worden ten onrechte verhoor, over andere zaken is: zoals het debat student kreeg verwarmd, het persoonlijke kreeg.
  • Of or relating to the body or physical being: personal cleanliness.
    Van of met betrekking tot het lichaam of fysieke wezen: persoonlijke hygiëne.
  • Relating to or having the nature of a person or self-conscious being: belief in a personal God.
    Betrekking hebben op of de aard hebben van een persoon of zelfbewust wezen: geloof in een persoonlijke God.
  • Law Relating to a person's movable property: personal possessions.
    --
  • Grammar Indicating grammatical person.
    --
  • A personal item or notice in a newspaper.
    --
  • A column in a newspaper or magazine featuring personal notices.
    --