Persons subordinate to or loyal to a ruler, superior, or employer: The queen showed great compassion for her people.
Personen die ondergeschikt zijn aan of loyaal zijn aan een heerser, meerdere of werkgever: de koningin toonde groot mededogen met haar volk.
Humans considered as a group or in indefinite numbers: People were dancing in the street. I met all sorts of people.
Mensen beschouwd als een groep of in onbepaalde aantallen: mensen dansten op straat. Ik heb allerlei mensen ontmoet.
A body of persons living in the same country under one national government; a nationality.
Een lichaam van personen die in hetzelfde land onder één nationale regering wonen; een nationaliteit.
A body of persons sharing a common religion, culture, language, or inherited condition of life.
Een groep personen die een gemeenschappelijke religie, cultuur, taal of erfelijke levensomstandigheden delen.
Persons with regard to their residence, class, profession, or group: city people.
Personen met betrekking tot hun woonplaats, klasse, beroep of groep: stadsmensen.
The mass of ordinary persons; the populace. Used with the: "those who fear and distrust the people, and wish to draw all powers from them into the hands of the higher classes” ( Thomas Jefferson).
De massa van gewone mensen; de bevolking. Gebruikt met de: "degenen die het volk vrezen en wantrouwen, en alle machten van hen in de handen van de hogere klassen willen trekken" (Thomas Jefferson).
The citizens of a political unit, such as a nation or state; the electorate. Used with the.
De burgers van een politieke eenheid, zoals een natie of staat; het electoraat. Gebruikt met de.
Family, relatives, or ancestors.
Familie, familieleden of voorouders.
Informal Animals or other beings distinct from humans: Rabbits and squirrels are the furry little people of the woods.
Informele dieren of andere wezens die zich onderscheiden van mensen: Konijnen en eekhoorns zijn de harige kleine mensen van het bos.