To ruin completely; spoil: The ancient manuscripts were destroyed by fire.
Om helemaal te ruïneren; buit: De oude manuscripten werden door brand verwoest.
To tear down or break up; demolish. See Synonyms at ruin.
Om af te breken of uit elkaar te gaan; afbreken. Zie Synoniemen bij ruïne.
To do away with; put an end to: "In crowded populations, poverty destroys the possibility of cleanliness” ( George Bernard Shaw).
Om af te lijden; een einde maken aan: "In overvolle bevolkingsgroepen vernietigt armoede de mogelijkheid van reinheid" (George Bernard Shaw).
To kill: destroy a rabid dog.
Om te doden: vernietig een hondsdolle hond.
To subdue or defeat completely; crush: The rebel forces were destroyed in battle.
Om te onderwerpen of volledig te verslaan; crush: De rebellen werden vernietigd in de strijd.
To render useless or ineffective: destroyed the testimony of the prosecution's chief witness.
Om nutteloos of ineffectief te maken: vernietigde de verklaring van de kroongetuige van de aanklager.
To be destructive; cause destruction: "Too much money destroys as surely as too little” ( John Simon).
Om destructief te zijn; vernieling veroorzaken: "Te veel geld vernietigt net zo zeker als te weinig" (John Simon).