To relate to a particular cause or source; ascribe: attributed their failure to a lack of preparation.
Betrekking hebben op een bepaalde oorzaak of bron; Ascribe: toegeschreven hun falen aan een gebrek aan voorbereiding.
To regard as the work of a specified agent, place, or time: attributed the painting to Titian; attributed the vase to 18th-century Japan.
Om als het werk van een bepaalde agent, plaats, of tijd te beschouwen: toegeschreven het schilderen aan Titiaan; toegeschreven de vaas aan 18e-eeuwse Japan.
A quality or characteristic inherent in or ascribed to someone or something.
Een kwaliteit of kenmerk inherent aan of toegeschreven aan iemand of iets.
An object associated with and serving to identify a character, personage, or office: Lightning bolts are an attribute of Zeus.
Een object dat geassocieerd is met en dient om een personage, personage of kantoor te identificeren: bliksemschichten zijn een attribuut van Zeus.
Grammar A word or phrase syntactically subordinate to another word or phrase that it modifies; for example, my sister's and brown in my sister's brown dog.
Grammatica: Een woord of zin die syntactisch ondergeschikt is aan een ander woord of een andere zin die het wijzigt; Bijvoorbeeld die van mijn zus en Brown in de bruine hond van mijn zus.