Que obra o que té el poder d'obrar, que està en acció: volcà actiu; portava una vida molt activa.
Dat werkt of de kracht heeft om te handelen, wat in actie is: actieve vulkaan; Hij leidde een zeer actief leven.
Que obra ràpidament o de manera eficaç: medecina activa.
Dat werkt snel of effectief: active medicine.
Que participa efectivament en alguna cosa: la nostra associació té molts membres actius.
Dat is effectief ergens mee bezig: onze vereniging heeft veel actieve leden.
gramàtica [forma verbal] Que té com a subjecte la persona o cosa que fa l'acció expressada: a l'oració la mare fa el dinar el verb està en veu activa.
grammatica [werkwoordsvorm] Dat heeft als onderwerp de persoon of het ding dat de handeling doet die wordt uitgedrukt: in de zin maakt de moeder de lunch het werkwoord is in een actieve stem.
economia Conjunt de béns i de crèdits d'una empresa: aquesta societat ha augmentat el seu actiu en dos milions d'euros. sin: haver
economie Reeks activa en kredieten van een bedrijf: dit bedrijf heeft zijn activa met twee miljoen euro verhoogd. zonde: hebben