scheren: signification et définitions

enkelvoud onvoltooid verleden tijd , voltooid deelwoord snel vlak langs of over iets vliegen raser frôler De zwaluwen scheren over het water. Les hirondelles frôlent la surface de l'eau.

enkelvoud onvoltooid verleden tijd , voltooid deelwoord haar vlak langs de huid afsnijden raser je oksels scheren se raser le dessous des bras Hij heeft zich al twee weken niet geschoren, maar een baard kun je het nog niet noemen. Cela fait déjà quinze jours qu'il ne s'est plus rasé, mais cela ne ressemble toujours pas à une barbe. schapen scheren tondre des moutons