dood: signification et définitions

die of dat niet meer leeft mort ; morte ( mɔʀ, mɔʀt ) Mijn vader is al tien jaar dood. Cela fait déjà dix ans que mon prère est mort. een dode boom un arbre mort doodbloeden perdre tout son sang morsdood raide mort in een heel slechte toestand zijn être à l'article de la mort Dat bedrijf is op sterven na dood. Cette entreprise est près de la faillite. ik weet het niet Je n'ai pas la moindre idée!

niet levendig mortel/-elle (mɔʀtɛl ) ennuyeux/-euse (ɑñɥijø/-øz ) Het is hier een dooie boel C'est lugubre ici.

< als versterkend woord:'dooie'> tout ; toute ( tu, tut ) helemaal niet pas le moins du monde Hij is om om de dooie dood niet stom. Il n'est n'est pas con du tout. helemaal alleen tout seul

niet meer weten hoe het verder moet être dans une impasse Het onderzoek naar de moord zit op dood spoor. L'enquête sur le meurtre se trouve dans une impasse.