delen: význam a definície

ieder een deel geven partager (paʀtaʒe ) een taart delen partager une tarte

dezelfde mening of hetzelfde gevoel hebben partager une opinion ou une émotion Ik deel je mening, ik ben het met je eens. je partage ton opinion, je suis d'accord avec toi Alle onderzoekers die iets ontdekken delen een gevoel van opwinding. Tous les chercheurs qui découvrent quelque chose partagent un sentiment d'excitation.

(een gevoel) vertellen, mee laten ervaren partager (paʀtaʒe ) Wij willen ons geluk graag met je delen. Nous partageons volontiers notre bonheur avec toi.

samen gebruiken partager (paʀtaʒe ) je kamer delen om minder kosten te hebben partager sa taule pour avoir moins de frais

uitrekenen hoe vaak het ene getal past in het andere getal diviser un nombre par un autre Twaalf gedeeld door vier is drie. Douze divisé par quatre égale/fait trois. Drie gedeeld door vier is drie vierde. Trois divisé par quatre font trois quarts