What is sposa? sposa is bruid
What is bruid?
- La donna considerata in rapporto alle nozze: dare in s. una figlia ║ Andare s., sposarsi │ Promessa s., fidanzata │ Abito da s., abito nuziale │(RELIG). La s. di Cristo , la Chiesa │ Le s. di Cristo , le suore.
De vrouw overwogen in relatie tot het huwelijk: om in zichzelf een dochter te geven ║ Om te gaan s., om te trouwen │ S. verloofde, verloofde │ S. jurk, bruidsjurk │ (RELIG). De S. van Christus, de Kerk │ De Z. van Christus, de Zusters.
- pop. Donna maritata: che bella s.!
Pop. Getrouwde vrouw: wat een mooie s.!
- Prendere per moglie o per marito: ha sposato una ragazza tedesca anche tr. pron.: si è sposata un attore ║ S. Gesù(o Cristo ), farsi suora.
Neem voor vrouw of echtgenoot: hij trouwde met een Duits meisje ook tr. pron.: hij trouwde met een acteur ║ St. Jezus (of Christus), word non.
- Unire in matrimonio: li sposerà il parroco.
Trouwen in het huwelijk: de pastoor zal met hen trouwen.
- Dare in moglie o in marito: volevano sposarla a un ufficiale.
Geef vrouw of man toe: ze wilden haar uithuwelijken aan een officier.
- fig. Unire: s. il formaggio con vini liquorosi.
Vijg. Combineer: s. kaas met versterkte wijnen.
- fig. Fare proprio: s. la causa dei più deboli.
Vijg. Zich eigen maken: s. de oorzaak van de zwaksten.
- rifl. Unirsi in matrimonio: s. con un collega anche rifl. recipr.: ci sposeremo a giugno.
refl. Om te trouwen: s. met een collega ook refl. Recipr.: We gaan trouwen in juni.
- intr. pron.(fig.). Intonarsi: il nero si sposa con tutti i colori.
Intr. Uitspr. (afb.). Match in: zwart past goed bij alle kleuren.