What is fermer? fermer is sluiten
What is sluiten?
- Rapprocher, réunir les éléments d'un ensemble de telle sorte qu'il n'y ait plus d'intervalle, d'écart, d'ouverture : Fermer les yeux, le poing. Ferme ton manteau.
De elementen van een verzameling dichter bij elkaar brengen, zodat er geen interval meer is, geen tussenruimte meer, geen opening: sluit je ogen, sluit je vuist. Sluit je vacht.
- Manœuvrer un système de fermeture de telle sorte qu'il remplisse sa fonction, qu'il empêche le passage entre l'intérieur et l'extérieur : Fermer une porte. Fermer un bouton.
Een sluitsysteem zo manoeuvreren dat het zijn functie vervult, dat het doorgang tussen binnen en buiten voorkomt: Een deur sluiten. Sluit een knop.
- Appliquer, rabattre un système de fermeture pour empêcher la communication avec l'extérieur : Fermer un bocal avec un couvercle.
Breng een sluitsysteem aan, vouw het naar beneden om communicatie met de buitenkant te voorkomen: Sluit een pot met een deksel.
- Interdire l'accès d'une voie, d'un lieu : Fermer les frontières.
Het verbieden van de toegang tot een weg, een plaats: het sluiten van de grenzen.
- Faire cesser l'activité d'un établissement, d'un secteur, etc. : On ferme le service de location à 18 heures. Fermer un puits.
Het sluiten van een vestiging, sector, enz. : De verhuurdienst sluit om 18 uur. Sluit een put af.
- Interrompre le fonctionnement de toutes les installations d'une habitation, en fermer les issues avant une absence prolongée : Fermer une maison de campagne à la fin des vacances.
Onderbreek de werking van alle faciliteiten van een huis, sluit de uitgangen voor een langdurige afwezigheid: Sluit een landhuis aan het einde van de vakantie.
- Interrompre le fonctionnement d'un appareil, d'un circuit d'alimentation : Fermer la télévision. Fermer l'eau.
- Interdire à quelqu'un l'accès d'une profession.
Verbied iemand om een beroep te betreden.
- Rendre quelqu'un hermétique à quelque chose : Ce professeur n'a réussi qu'à fermer définitivement ses élèves aux mathématiques.
Iemand hermetisch maken voor iets: Deze leraar is er alleen maar in geslaagd zijn leerlingen voorgoed af te sluiten voor wiskunde.
- Marquer les limites d'un ensemble : Les montagnes ferment l'horizon.
De grenzen van een geheel markeren: Bergen sluiten de horizon.
- Mettre un terme dans le temps à quelque chose, l'arrêter : Fermer une souscription, un compte.
Maak een einde in de tijd aan iets, stop ermee: Sluit een abonnement, een account.
- Bander un arc, une voûte en en posant la clef.
Verband een boog, een kluis door de sleutel te plaatsen.
- Suturer une plaie chirurgicale ou accidentelle.
Het hechten van een chirurgische of accidentele wond.
- Rétrécir au marteau l'évasement d'une pièce d'orfèvrerie.
Krimp met een hamer het affakkelen van een stuk zilverwerk.