walk-lopen: meaning, definitions and translations

English dictionaryEnglishDutch

What is walk? walk is lopen

What is lopen?

  • To move over a surface by taking steps with the feet at a pace slower than a run: a baby learning to walk; a horse walking around a riding ring.

    Om over een oppervlak te bewegen door stappen te zetten met de voeten in een tempo dat langzamer is dan een run: een baby die leert lopen; een paard dat rond een manege loopt.

  • To go or travel on foot: walked to the store.

    Te voet gaan of reizen: naar de winkel gelopen.

  • To go on foot for pleasure or exercise; stroll: walked along the beach looking for shells.

    Om te voet te gaan voor plezier of oefening; wandeling: liep langs het strand op zoek naar schelpen.

  • To move in a manner suggestive of walking: saw a woodpecker walking up the tree trunk.

    Om te bewegen op een manier die lijkt op lopen: zag een specht de boomstam op lopen.

  • To conduct oneself or behave in a particular manner; live: walks in majesty and pride.

    Zich op een bepaalde manier te gedragen of zich te gedragen; live: wandelt in majesteit en trots.

  • To appear as a supernatural being: The specter of famine walks through the land.

    Om te verschijnen als een bovennatuurlijk wezen: Het spook van hongersnood loopt door het land.

  • Slang To go out on strike.

    Straattaal Om te staken.

  • Slang To resign from one's job abruptly; quit.

    Straattaal Om abrupt ontslag te nemen; verlaten.

  • Slang To be acquitted: The alleged killer walked.

    Straattaal Om vrijgesproken te worden: De vermeende moordenaar liep.

  • Baseball To go to first base after the pitcher has thrown four pitches ruled as balls.

    Honkbal Om naar het eerste honk te gaan nadat de werper vier pitches heeft gegooid die als ballen worden geregeerd.

  • Basketball To move illegally while holding the ball; travel.

    Basketbal Om illegaal te bewegen terwijl je de bal vasthoudt; reizen.

  • Obsolete To be in constant motion.

    Verouderd Om constant in beweging te zijn.

  • To go or pass over, on, or through by walking: walk the financial district of a city.

    Om te gaan of te passeren, op of door te lopen: loop door het financiële district van een stad.

  • To bring to a specified condition by walking: They walked me to exhaustion.

    Om tot een bepaalde toestand te komen door te lopen: Ze liepen me naar uitputting.

  • To cause to walk or proceed at a walk: walk a horse uphill.

    Om te gaan lopen of verder te gaan met een wandeling: loop een paard bergopwaarts.

  • To accompany in walking; escort on foot: walk the children home; walked me down the hall.

    Om te begeleiden bij het lopen; escorte te voet: loop de kinderen naar huis; liep me door de gang.

  • To traverse on foot in order to survey or measure; pace off: walked the bounds of the property.

    Te voet doorkruisen om te onderzoeken of te meten; tempo uit: liep de grenzen van het pand.

  • To move (a heavy or cumbersome object) in a manner suggestive of walking: walked the bureau into the hall.

    Om te bewegen (een zwaar of omslachtig voorwerp) op een manier die doet denken aan lopen: liep het bureau de hal in.

  • Baseball To allow (a batter) to go to first base by throwing four pitches ruled as balls.

    Honkbal Om (een slagman) naar het eerste honk te laten gaan door vier velden te gooien die als ballen worden geregeerd.

  • Baseball To cause (a run) to score by walking a batter. Often used with in.

    Honkbal Om (een run) te laten scoren door een slagman te lopen. Vaak gebruikt met in.

  • The gait of a human or other biped in which the feet are lifted alternately with one part of a foot always on the ground.

    De gang van een mens of andere tweevoeter waarbij de voeten afwisselend met een deel van een voet altijd op de grond worden getild.

  • The gait of a quadruped in which at least two feet are always touching the ground, especially the gait of a horse in which the feet touch the ground in the four-beat sequence of near hind foot, near forefoot, off hind foot, off forefoot.

    De gang van een viervoeter waarbij minstens twee voeten altijd de grond raken, vooral de gang van een paard waarbij de voeten de grond raken in de vierslagenreeks van bijna achtervoet, nabij voorvoet, achtervoet, voorvoet.

  • The self-controlled extravehicular movement in space of an astronaut.

    De zelfgestuurde extravehicular beweging in de ruimte van een astronaut.

  • The act or an instance of walking, especially a stroll for pleasure or exercise.

    De handeling of een voorbeeld van wandelen, vooral een wandeling voor plezier of oefening.

  • The rate at which one walks; a walking pace.

    De snelheid waarmee men loopt; een wandeltempo.

Search words

Upgrade your experience