speak-spreken: meaning, definitions and translations

English dictionaryEnglishDutch

What is speak? speak is spreken

What is spreken?

  • To utter words or articulate sounds with ordinary speech modulation; talk.

    Woorden of articuleren geluiden met gewone toespraak modulatie; praten.

  • To convey thoughts, opinions, or emotions orally.

    Mondeling overbrengen van emoties, gedachten en adviezen.

  • To express oneself.

    Meningsuiting.

  • To be on speaking terms: They are no longer speaking.

    Op termen te spreken: ze zijn niet langer spreken.

  • To deliver an address or lecture: The mayor spoke at the rally.

    Om een adres of Hoorcollege te leveren: de burgemeester sprak op de rally.

  • To make a statement in writing: The biography speaks of great loneliness.

    Een verklaring af te leggen in schrijven: de biografie spreekt van grote eenzaamheid.

  • To act as spokesperson: spoke for the entire staff.

    Als woordvoerder op te treden: sprak voor het voltallige personeel.

  • To convey a message by nonverbal means: Actions speak louder than words.

    Een boodschap overbrengen door non-verbale middelen: acties spreken luider dan woorden.

  • To be expressive: spoke with her eyes.

    Als expressieve: sprak met haar ogen.

  • To be appealing: His poetry speaks to one's heart.

    Als aantrekkelijk: zijn poëzie spreekt tot je hart.

  • To make a reservation or request. Often used with for: Is this dance spoken for? I spoke for the last slice of pizza.

    Om een reservering of verzoek. Vaak gebruikt met voor: Is deze dans gesproken voor? Ik heb gesproken voor de laatste plak van pizza.

  • To produce a characteristic sound: The drums spoke.

    Om een karakteristiek geluid te produceren: de drums sprak.

  • To give off a sound on firing. Used of guns or cannon.

    Om uit een geluid op afvuren. Gebruik van wapens of kanon.

  • To make communicative sounds.

    Communicatieve om geluiden te maken.

  • To give an indication or a suggestion: His manners spoke of good upbringing.

    Om een indicatie of een suggestie te geven: zijn manieren sprak van goede opvoeding.

  • To articulate in a speaking voice: spoke words of wisdom.

    Om te verwoorden in een sprekende stem: sprak woorden van wijsheid.

  • To converse in or be able to converse in (a language): speaks German.

    Converse in te kunnen praten in (een taal): Duits spreekt.

  • To express aloud; tell: speak the truth.

    Uitspreken hardop; vertellen: de waarheid spreken.

  • To express in writing.

    Te schrijven kunnen uitdrukken.

  • Nautical To hail and communicate with (another vessel) at sea.

    Nautische hagel en communiceren met (een ander vaartuig) op zee.

  • To convey by nonverbal means: His eyes spoke volumes.

    Te brengen door non-verbale middelen: zijn ogen spraken volumes.

  • speak out To talk freely and fearlessly, as about a public issue.

    spreken uit te praten vrij en onbevreesd, als over een openbare uitgifte.

  • speak up To speak loud enough to be audible.

    verheffen om te spreken luid genoeg hoorbaar.

  • speak up To speak without fear or hesitation.

    Spreek omhoog te spreken zonder angst of aarzeling.

  • so to speak In a manner of speaking: can't see the forest for the trees, so to speak.

    zogezegd In zekere zin: niet zien het bos voor de bomen, zo te zeggen.

Search words

Upgrade your experience