exercise-oefening: meaning, definitions and translations

English dictionaryEnglishDutch

What is exercise? exercise is oefening

What is oefening?

  • Activity that requires physical or mental exertion, especially when performed to develop or maintain fitness: took an hour of vigorous daily exercise at a gym.

    Activiteit waarvoor lichamelijke of geestelijke inspanning, vooral wanneer uitgevoerd om te ontwikkelen of onderhouden fitness: kostte een uur van krachtige dagelijkse oefening bij een sportschool.

  • An act of employing or putting into play; use: the free exercise of intellect; the exercise of an option.

    Een daad van dienst of ingebruikneming spelen; gebruik: de vrije uitoefening van intellect; de uitoefening van een optie.

  • The discharge of a duty, function, or office.

    Het vervullen van een plicht, functie, of kantoor.

  • A task, problem, or other effort performed to develop or maintain fitness or increase skill: a piano exercise; a memory exercise.

    Een taak, probleem of andere inspanning uitgevoerd te ontwikkelen of fitness handhaven of vergroten vaardigheid: een piano oefening; een geheugen oefening.

  • An activity having a specified aspect: an undertaking that was an exercise in futility.

    Een activiteit met een opgegeven aspect: een onderneming die een oefening in futiliteit was.

  • A program that includes speeches, presentations, and other ceremonial activities performed before an audience: graduation exercises.

    Een programma waarin toespraken, presentaties en andere ceremoniële activiteiten uitgevoerd voor een publiek: afstuderen oefeningen.

  • To put into play or operation; employ: Proceed, but exercise caution.

    Om te laten spelen of operatie; in dienst: gaan, maar let op de oefening.

  • To bring to bear; exert: "The desire to be re-elected exercises a strong brake on independent courage” ( John F. Kennedy).

    Om te dragen; oefenen: de wens om te worden herkozen oefent een sterke rem op onafhankelijke moed "(John F. Kennedy).

  • To subject to practice or exertion in order to train, strengthen, or develop: exercise the back muscles; exercise the memory.

    Om te oefenen of inspanning te leveren om te trainen, te versterken of te ontwikkelen: de rugspieren te trainen; oefen het geheugen.

  • To put through exercises: exercise a platoon. See Synonyms at practice.

    Oefeningen doen: oefen een peloton. Zie Synoniemen in de praktijk.

  • To carry out the functions of: exercise the role of disciplinarian.

    Het uitvoeren van de functies van: het uitoefenen van de rol van tuchtrechtelijk.

  • To execute the terms of (a stock option, for example).

    Om de voorwaarden van (bijvoorbeeld een aandelenoptie) uit te voeren.

  • To absorb the attentions of, especially by worry or anxiety.

    Om de aandacht op te vangen van, vooral door zorgen of angst.

  • To stir to anger or alarm; upset: an injustice that exercised the whole community.

    Om te roeren tot woede of alarm; overstuur: een onrecht dat de hele gemeenschap aandeed.

  • To take exercise.

    Om te bewegen.

Search words

Upgrade your experience